Nieuws Mens en Macht

Kabinet stoft wet af die schenden van grondrechten eenvoudiger maakt

verplaatsing bevolking
Vluchtelingenstroom bij Oezjhorod, OekraĂŻne | Fotografie Yanosh Nemesh
💹

Burgers kunnen worden verplicht hun huis af te staan aan vluchtelingen​
Burgers kunnen worden verplicht hun huis af te staan aan vluchtelingen
Datum: 10 april 2022
Mens en Macht

Rypke Zeilmaker

Rypke Zeilmaker

Het kabinet-Rutte heeft per 1 april de uit 1952 daterende Wet ­Verplaatsing Bevolking in werking gesteld, om ­gemeenten te dwingen tot opname van OekraĂŻense vluchtelingen. De wet, ontworpen voor evacuatie van de bevolking bij ­oorlog op ­Nederlands grondgebied, maakt het voor de overheid ­eenvoudiger grondrechten te kunnen schenden zonder de noodtoestand uit te hoeven roepen. De overheid probeert al zeker sinds 2018 een wettelijke basis te creĂ«ren om meer dwangmaatregelen te ­kunnen treffen bij het bestrijden van ‘crises’ en lijkt daar met deze wet een instrument voor te hebben gevonden.

De deels in werking gezette noodwet was in haar ­zeventigjarige bestaan nog nooit gebruikt. Dit ­zogenaamde ‘staatsnoodrecht’ stelt de regering in staat tot dwangmaatregelen als onteigening, bij ‘buitengewone omstandigheden die verband houden met oorlog en ­oorlogs­gevaar’. Artikel 2 en 4 van deze wet traden in werking bij ­Koninklijk besluit, vanwege ‘humanitaire verplichtingen’. Voor het eerst in de geschiedenis van deze wet zijn de ‘buitengewone omstandigheden’ dus niet die van oorlog op eigen bodem.

De eerste slachtoffers van deze oorlogswet waren ­studenten die antikraakpanden moesten ­verlaten voor Oekraïeners. ­Artikel 7 van de ­afgestofte wet maakt ook ­directe onteigening van ­woningen en inboedel van ­particulieren mogelijk. Op basis van artikel 8 kunnen mensen in een concentratiekamp gezet worden (‘bijzondere verblijfplaats’) op last van de regering. Vooralsnog zijn die artikelen niet in werking gezet.

Inzet van deze noodwet en de ruimere definitie van wat ‘buitengewoon’ is, komt niet uit de lucht vallen. Het ruimhartiger gebruik van noodtoestandachtige regelgeving is al veel langer onderdeel van de ambitie van de regering om gemakkelijker oorlogsrecht in te kunnen zetten in vredestijd.

Daartoe kondigde Minister van Veiligheid Ferd Grapperhaus op 4 juli 2018 al een wetsvoorstel aan voor ‘modernisering’ van het ‘staatsnoodrecht’. Zijn inzet was de term ‘buitengewone omstandigheden’ - die bij staatsnoodrecht betrekking hebben op oorlog of een kolossale ramp - te vervangen door de veel ruimere term ‘crisisomstandigheden’. Het wetsvoorstel dat Grapperhaus aankondigde zou ‘de acceptatie van het activeren van noodbevoegdheden buiten een noodtoestand’ vergroten. De inzet van deze zeventig jaar oude noodwet lijkt op dit voornemen voor te sorteren.

Avondklok gemakkelijker inzetten
Grapperhaus liet afgelopen vier jaar de juridische mogelijkheden onderzoeken voor ruimhartiger gebruik van noodwetten. De Commissie Muller van de Leidse hoogleraar Global Affairs Edwin Muller evalueerde daartoe de Wet Veiligheidsregio’s (Wvr), mede naar aanleiding van de motie Van Dam uit oktober 2020. Die wet regelt sinds 2010 crisisbeheersing in Nederland, wat voorheen ‘rampenbestrijding’ heette. De Wet Veiligheidsregio’s zette controle door gemeenteraden buiten spel bij een crisis. Die kunnen pas achteraf bij de Minister van Veiligheid verhaal halen.

Muller verruimde in 2020 in zijn kabinetsadvies, in lijn met Grapperhaus’ voornemen uit 2018, de definitie van ‘crisis’. Gebruik van Staatsnoodrecht zou voortaan al kunnen bij ‘dreigende crises vanwege de toenemende complexiteit, grenzeloosheid en onvoorstelbaarheid’, die het ‘rechtvaardigen dat een burgemeester noodbevoegdheden inzet’. Mullers belangrijkste conclusie was dat het staatsnoodrecht gemakkelijker moest kunnen worden ingezet. Dan zou het kabinet niet - zoals bij corona- allerlei reguliere crisismaatregelen op elkaar hoeven stapelen en in juridisch vacuĂŒm opereren.

Na de Commissie Muller volgde in december 2021 een kabinetsadvies van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum. (WODC) Dat WODC verwijst vooral naar Mullers advies voor verruimde toepassing van noodwetten. De WODC schreef: “Staatsnoodrecht lijkt vooral te zijn geschreven voor militaire conflicten of andere grote, plotseling optredende, crises. Terwijl nu blijkt dat crises zich steeds meer geleidelijk ontwikkelen en flexibiliteit en maatwerk vragen. Het instellen van de avondklok als bestrijding van de coronacrisis is daar een voorbeeld van”.

De poging om de avondklok in te voeren met reguliere crisisregels als de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg) sneuvelde bij de Voorzieningenrechter. Volgens de WODC is dit juridisch bakzeil halen het probleem, dat tot ‘grondige vernieuwing’ van staatsnoodrecht zou nopen. Niet de proportionaliteit staat bij WODC ter discussie, maar het juridische vacuĂŒm waarin de regering bij uitgeroepen ‘crises’ opereert. Met een ruimer juridisch mandaat - wat voorgestelde ‘modernisering’ behelst- zou dat probleem zijn opgelost.

Psychologische drempel
De Raad van State voegde zich recent ook bij de voorstanders van meer inzet van noodwetten. Het hoogste rechtsorgaan schrijft in december 2021 in haar notitie Van Noodwet tot Crisisrecht dat ‘de beeldvorming’ rond staatsnoodrecht zou moeten veranderen. Door de associatie met noodtoestand en oorlog zou ­namelijk schroom bestaan bij Nederlandse ­bestuurders om staatsnoodrecht in te zetten.

De Raad van State schrijft dat een ‘psychologische drempel’ - de ­associatie met oorlog - bestuurders ervan weerhoudt noodbevoegdheden aan te spreken. Die drempel bleek volgens de Raad van State het meest duidelijk uit een bijdrage van de minister van Justitie en Veiligheid aan het Kamerdebat over de tijdelijke wet maatregelen Covid-19. De minister stelde toen “in Nederland staan we toch echt in andere verhoudingen tot elkaar en we gaan hier niet toe over”. Volgens de Raad van State zou staatsnoodrecht ook “bij klimaatverandering of een cyberaanval” ingezet moeten kunnen worden, niet enkel bij oorlog.

Het afstoffen van de Wet Verplaatsing Personen volgt dus op een bestuurlijk traject van vier jaar om gemakkelijker noodwetten in te zetten, met een ruimere opvatting over nut en noodzaak. Daarmee volgt het Kabinet een gelijke trend als het Trudeau-regime in Canada. Dat zette op 15 februari de ­emergency act in om de bankrekeningen van ­protesterende truckers te ­bevriezen. Weinig Kamerleden zien vooralsnog de reikwijdte van dit besluit in. ­Pieter Omtzigt agendeerde de ‘­forse bevoegdheden’ van de noodwet via Twitter. Kamerlid Wybren van Haga heeft desgevraagd niets gehoord over de Commissie Muller, en de voorgeschiedenis, die al van voor ‘corona’ stamt: “Het lijkt wel of corona nu gebruikt wordt als accelerator van wetgeving die al lang klaar lag”, zo stelt hij in reactie.


 
Wil je meer weten?
Koop de nieuwste editie bij jou in de buurt, of bestel deze editie.
Wil je meer weten?
Koop de nieuwste editie bij jou in de buurt, of bestel deze editie.




©2024 De Andere Krant.
Alle rechten voorbehouden.